Het toestel verzamelt deeltjes uit de lucht, zoals schimmelsporen. Aan het einde van de door de gebruiker ingestelde bemonsteringsperiode doorloopt het monster een reeks verschillende processen, waardoor het instrument de hoeveelheid sporen van een doelsoort kan detecteren die zich tijdens de bemonsteringsperiode in de lucht bevonden. Daartoe worden de sporen opengebroken zodat het DNA binnenin vrijkomt. Na het openbreken wordt een deelmonster van de opengebroken sporen overgebracht naar een buisje met gedroogde reagentia in het apparaat, om met behulp van een DNA-specifieke test het DNA van specifieke gewaspathogenen te detecteren.